Blogs en video's
Rumi en de nacht
Voor veel mensen is maart een tijd van hoop en nieuw leven. De dagen worden langer en de nachten worden korter. De nacht speelt echter een belangrijke rol in de werken van islamitische mystici, onder wie de dertiende-eeuwse Perzische dichter Jalal al-Din Rumi (1207-1273). Mystici als hij beminden God en hunkerden naar éénwording met het goddelijke. Zij zagen zichzelf als minnaars van God. In de opvattingen van Rumi is de nacht de tijd van de minnaars. Ware minnaars slapen niet tijdens de nacht, benadrukt hij in een serie van gedichten met het rijmwoord “slaap niet!” Zij brengen de nacht door wachtend, verlangend, zoekend en hopend op éénwording.
“Nacht van de macht”
Een van de redenen waarom de duisternis veel aandacht krijgt in Rumi’s werk is dat de nacht een bijzondere plaats heeft in de islamitische cultuur. Het is tijdens een nacht dat de Koran werd geopenbaard aan de profeet Mohammed (gest. 632). Dit is de ”nacht van de macht” (laylat al-qadr) waar Rumi ook naar verwijst. Dit is de 27ste nacht in de maand Ramadan. Er zijn vele rituelen en gezegden die deze nacht beschrijven. Deze nacht is beter dan duizend maanden, wordt beweerd. Tijdens deze nacht dalen de engelen en de spirituele wezens neer op aarde. Deze nacht brengt enorme vrede en kalmte voor de mensheid. Als men een wens doet in deze nacht, dan zal deze ook zeker uitkomen.
Tegelijkertijd wordt duisternis vaak geassocieerd met ongeloof (kofr), het tegenovergestelde van geloof. Om tot de kern van het geloof te komen, is de kennis van het andere, van het ongeloof, onontbeerlijk. Volgens Rumi is het onmogelijk om zonder kofr het geloof te doorgronden. Rumi’s beeldspraken zijn ook geïnspireerd door de verzen van de Koran. Hoewel de Koran het slapen soms als rust beschouwt, wordt slapen ook gelijkgesteld aan de dood. Er wordt gezegd dat de slaap de broer van de dood is, omdat mensen die slapen niet in staat zijn om na te denken.
Geliefde
De nacht creëert dus een setting waarin de minnaar die gescheiden is van zijn beminde zich kan louteren. Rumi heeft veel gedichten waarin hij de nacht beschrijft, zoals het volgende:
O geliefde die me als gast heeft ontvangen, slaap niet vannacht!
want je bent de ziel, we zijn de zieke vannacht.
Verban de slaap uit het oog van de geheimen,
zodat deze geheimen worden geopenbaard vannacht.
(…)
God gaf je een schuier zodat je de kleur
van scheiding kan wegpoetsen vannacht.
God zij dank! De mensen zijn allemaal in slaap,
terwijl ik met de Schepper bezig ben vannacht.
(…)
Als de bazaar leeg van mensen wordt,
kijk naar de bazaar van de Melkweg vannacht.
Onze nacht is de dag van de sterren
die op onze ontmoeting schijnen vannacht.
De Leeuw valt de Stier aan;
Mercurius bindt een doek om het hoofd.
Terwijl Saturnus heimelijk het zaad van tweespalt plant,
strooit Jupiter goudstukken neer.
Ik zwijg! Ik heb mijn tong gebonden,
toch ben ik de welsprekende zwijgende.
Rumi’s gedicht beeldt de geliefde uit als de ziel terwijl het de minnaar portretteert als een zieke en behoeftige persoon. De minnaar kan alleen genezen als hij waakt, mediteert en de ziel van de geliefde waarneemt. De minnaar is incompleet zolang hij gescheiden is van zijn geliefde. Rumi verwijst ook naar de “het oog van de geheimen” (chashm-e asrar). Hierbij doelt hij waarschijnlijk op het uiterlijke en de innerlijke zicht. De ogen kunnen waarnemen zolang er licht is maar ook in de duisternis kan het oog waarnemen. Door de wake kan de minnaar waarnemingen ervaren die gewoonlijk onmogelijk zijn.
Het innerlijke oog
Het duister belemmert het zicht. Het niet kunnen zien met het blote oog wordt op een positieve manier geïnterpreteerd. Deze duisternis bedekt namelijk de identiteit, de kleuren, en de uiterlijkheid waar Rumi zo tegen is. Duisternis doet het innerlijke oog ontwaken en vernietigt meer-kleurigheid die voor afleidingen zorgen. De variaties van kleuren brengen diversiteit, onderscheid en scheiding, terwijl de mens hier op aarde is om zich te verenigen met zijn Schepper door zijn eigen ego en identiteit uit te schakelen om één te worden met de Schepper.
Rumi gebruikt vaak het woord bi-rang oftewel “zonder-kleur” voor de ultieme etappe op het mystieke pad. Men moet kijken met het innerlijke oog door zijn intuïtie te gebruiken. Rumi zegt dan ook dat God een borstel aan de mens heeft gegeven om de kleuren weg te poetsen, want de kleur creëert scheiding. De borstel symboliseert ascetische training, de inspanningen die de mystieke minnaar moet doen om zijn ego en intellect opzij te zetten en te vertrouwen op het innerlijke oog, de intuïtie. Rumi beschrijft de duisternis als roest en als aanslag die de spiegel van het hart bedekt. Deze moet verwijderd worden om het zicht te openen voor het innerlijk oog.
Zoektocht naar het onvindbare
In deze gedichten over het nachtelijke creëert Rumi een universum parallel aan de zichtbare gebeurtenissen en waarnemingen. De nacht wakkert het intense besef van het missen van de Geliefde aan en het verlangen naar haar/zijn aanwezigheid. Duisternis verscherpt het bewustzijn en het smachten naar de onvindbare. Terwijl dit op het aards niveau leidt tot erotisch verlangen, is dit op een mystiek niveau een besef van gemis, de gescheidenheid van de ziel en het verlangen naar de terugkeer in haar oorspronkelijke staat. De nacht creëert de setting om een zoektocht naar de onvindbare voort te zetten. Rumi zegt bijvoorbeeld dat men overdag in de bazaar loopt en om zich heen kijkt, maar tijdens de nacht is er ook een bazaar: dit is de “bazaar van de Melkweg”. Men moet leren om anders te kijken. Zien zonder ogen!
Dit blog is geïnspireerd op Hein Blommestijns “Hij maakt de duisternis van de nacht tot zijn schuilplaats”, gepresenteerd op Mystieke verlangen: nacht in de mystiek (29 januari 2015, bij het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen). Het wordt opgedragen aan professor Rokus de Groot, denkend aan onze gesprekken over Rumi en Johannes van het Kruis (1540-1591).
Asghar Seyed-Gohrab is hoogleraar Perzische en Iraanse Studies aan het Departement Filosofie en Religiewetenschap van de Universiteit Utrecht. Afbeelding: schilderij door Muhammad Zaman, “A Night-Time Gathering”, folio van het Davis Album, Metropolitan Museum of Art (metmuseum.org).