Blogs en video's
Opstandig zijn tegen je vader? Over sociale en religieuze “othering” in rabbijnse parabels
11 Oktober was een spannende avond: Zou comedyserie De luizenmoeder (AvroTros) de Gouden Televizier-Ring in de wacht slepen? De luizenmoeder was immers een grote kijkcijferhit geweest. Veel mensen schakelden iedere week in om de ervaringen van moeder Hannah op basisschool De Klimop te volgen. Vooral het gedrag van de ouders werd in deze serie aan de kaak gesteld. Zo hebben de ouders erg veel moeite om ‘s ochtends afscheid te nemen van hun kinderen. De ouders gedragen zich hierbij allesbehalve als volwassenen die hun kinderen los kunnen laten en naar de instructies van de juf kunnen luisteren. Wanneer Juf Ank het afscheidsproces probeert te reguleren met een “zwaailicht”, heeft dat weinig succes. De ouders gaan namelijk de interpretatie van de kleur oranje betwisten. In deze scene legt Juf Ank de ouders de werking van het zwaailicht uit alsof ze een klein klasje kinderen zijn, met een toontje die beter past bij zesjarigen dan bij volwassenen. Als ze hen vraagt om even te oefenen met zwaaien als het zwaailicht aan staat, zien sommige ouders zelfs al even vreemd op. Net als enkele keren elders in de serie behandelt Juf Ank de ouders alsof ze kinderen zijn. Blijkbaar oogst je met een onvolwassen houding een kind-achtige behandeling bij Juf Ank (zie: https://www.youtube.com/watch?v=6vS_XG5Z59w).
Een rabbijnse parabel met een opstandige zoon
Waar dit onvolwassen gedrag van de ouders en hun kind-achtige behandeling in De luizenmoeder grappig is en hooguit indirect de kijkende ouder een spiegel voorhoudt, gebruiken joodse parabels uit het begin van onze jaartelling veel explicieter de vergelijking met (negatief) kindergedrag als methode van kritiek. Deze parabels bestaan uit een kort, realistisch verhaal dat met een religieus thema wordt vergeleken. Onder andere de rabbijnen, een joodse groepering die opkwam na de Joodse Oorlog (66–70 g.j.), maakten gebruik van dit genre. In de volgende parabel komt zo’n vergelijking met negatief kindergedrag voor. Het fungeert als uitleg op “Vergelden jullie dit de Eeuwige?” (Deuteronomium 32:6):
(A) Een parabel. Het lijkt op iemand die opstandig was tegen zijn vader. Zij die het hoorden, zeiden tot hem: “Grootste dwaas ter wereld! Tegen wie ben je opstandig? Tegen je vader! Hoor, hoeveel pijn en moeite hij voor jou heeft ondergaan en met hoeveel moeite hij zich voor jou heeft ingezet!” Ze zeiden tot hem: “Als jij hem vroeger niet eerde, moet je hem nu gaan eren, zodat hij niet al zijn bezittingen aan anderen nalaat.”
(B) Zo zei Mozes tot Israël: “Als jullie niet de wonderen en machtige daden herinneren die de Heilige Gezegend Zij Hij voor jullie in Egypte heeft gedaan, herinner dan hoeveel goede dingen hij jullie in de komende wereld zal geven.”
(Bron: Sifre Deuteronomium 309)
In het verhaal van deze parabel (A) is een zoon opstandig tegen zijn vader. Omstanders doen vervolgens veel moeite om hem ervan te overtuigen zijn vader weer te gaan eren. Dit verhaal wordt toegepast (B) op de relatie tussen God (vader), Israël (zoon) en Mozes (omstanders). Een (fictieve) oproep van Mozes wordt geciteerd waarin hij Israël aanspoort om Gods goede gaven in de komende wereld te herinneren, mochten zij Gods wonderen in Egypte (de plagen) al zijn vergeten. De parabel fungeert als uitleg op Deuteronomium 32:6, maar heeft eigenlijk betrekking op het gehele Lied van Mozes (Deuteronomium 32). Dit lied beschrijft hoe Israël Gods goede zorgen voor hen niet beantwoordt met een getrouwe verering van God, maar met afgoderij. God zal Israël hiervoor streng straffen. De parabel blijft echter niet bij de Bijbelse situatie stilstaan, maar maakt die relevant voor zijn eigen publiek. Door de verwijzing naar de komende wereld—een belangrijke rabbijnse notie—worden de toehoorders herinnerd aan hun eigen belangen bij het eren van God en aangespoord om het bijbehorende religieuze programma (de Wet) uit te voeren, althans naar rabbijnse interpretatie ervan.
Sociale en religieuze “othering”
Om zijn boodschap kracht bij te zetten identificeert de parabel zich met het perspectief van het volwassen, vrijgeboren, mannelijke familiehoofd: de vader. In het verhaal maken de omstanders gebruik van een breed gedragen culturele norm die vooral deze groep bevoordeelde: kinderen horen hun ouders te eren. Dit gold niet alleen voor onvolwassen maar ook voor volwassen kinderen. De zoon wijkt af van deze norm door zijn opstandige gedrag, aangezien hij hiermee de hiërarchie met zijn vader ondermijnt en diens eer schaadt.
Door dit negatieve beeld van de zoon probeert de parabelverteller de rabbijnse identiteit van zijn publiek te versterken. Hij maakt hierbij gebruik van het mechanisme van “othering”: het afzetten tegen een Ander. In de parabel fungeert de zoon als een sociale Ander, iemand die zich niet houdt aan de heersende culturele normen en waarden. Maar in de toepassing is deze zoon het beeld voor de religieuze Ander: het afvallige Israël. Vanuit rabbijns perspectief gaat het hierbij niet alleen om het Bijbelse Israël, maar ook om iedere jood die zich niet voorbereidt op de komende wereld. Een impliciete kritiek op deze religieuze Ander als een opstandig iemand die de hiërarchische relatie met God ondermijnt, ligt voor de hand. Door dit proces van sociale en religieuze “othering” kan het publiek warm worden gemaakt/gehouden voor het bijbehorende religieuze programma. Wie wil immers als zo’n opstandige zoon zijn als het om God gaat?
Albertina Oegema is promovenda bij het Departement Filosofie en Religiewetenschap. Als onderdeel van het NWO-onderzoeksproject “Parables and the Partings of the Ways” doet zij onderzoek naar de weergave van vader-zoon relaties in rabbijnse en nieuwtestamentische parabels. Meer weten over parabels en over ons onderzoeksproject? Kijk op www.parabelproject.nl.