Blogs en video's
De zegen van religieus ongeletterd zijn
Het is een grote zorg voor religiewetenschappers: de kennis van religie in moderne samenlevingen zoals Nederland neemt steeds verder af. Hoewel religie zeker niet is verdwenen, weten maar weinig mensen echt veel over de geschriften, rituelen en feestdagen die belangrijk zijn voor christenen, moslims, joden en andere gelovigen. Dit gedeelde gebrek aan kennis wordt doorgaans gezien als een van de oorzaken voor polarisatie in de maatschappij. Omdat mensen elkaar niet meer goed begrijpen en aanvoelen, is het idee, ontstaan er conflicten over (bijvoorbeeld) welke feestdag wel of niet gevierd moet worden, wie er aanspraak mag maken op de publieke ruimte en wie er waar zichtbaar religieus mag zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat religiewetenschappers soms pleiten voor meer en beter onderwijs over religie.
Ik ben het er van harte mee eens dat ‘religieuze ongeletterdheid’ ons voor problemen kan stellen, en dat kennis van religie bevorderlijk kan zijn voor het voeren van maatschappelijke debatten. Toch zou ik ook een andere optie willen verkennen, namelijk dat onwetendheid over religie ook kansen biedt. Ik kwam op dit idee toen ik onderzoek deed naar debatten over controversiële kunst. In één van de cases waar ik naar keek liet de Zweedse kunstenares Elisabeth Ohlson Wallin, in haar expositie Ecce Homo, afbeeldingen zien waarin de suggestie wordt gewekt dat Jezus homoseksueel zou kunnen zijn. Dit deed veel stof opwaaien in Zweden, waar de foto’s werden tentoongesteld in 1998 en 1999, en ook weer in 2012, toen de foto’s werden getoond in Servië.
Religieuze ongeletterdheid speelde een belangrijke rol in hoe mensen naar deze foto’s keken. Ohlson’s foto’s verbeeldden een aantal sleutelscènes uit de evangeliën. Nadat de foto’s werden tentoongesteld bleek echter dat de meeste Zweden onvoldoende kennis van de Bijbel bezaten om de taferelen te kunnen begrijpen. Een afbeelding als ‘Het Laatste Avondmaal’ konden ze nog wel plaatsen, maar dat was meer vanwege het wereldberoemde schilderij van Leonardo da Vinci dan vanwege kennis van relevante passages uit de Bijbel. Elisabeth Ohlson besloot toen haastig om naast de foto’s bordjes te hangen met relevante teksten, zodat mensen de afbeeldingen in elk geval een beetje konden plaatsen.
De gebrekkige kennis van de Zweden lijkt op het eerste gezicht vooral een probleem: het staat een ‘echte’ of gelaagde waardering van deze kunstwerken in de weg. Toch zou dat niet mijn enige conclusie zijn. De reacties lieten zien dat de expositie vooral een beroep deed op het vermogen van de Zweden om, als ordinary theologians met een beperkte bagage, hun eigen Jezus vorm te geven. Het ging er om wat ze wél wisten over Jezus, niet vanuit het kunnen oplepelen van Bijbelverhalen, maar vanuit een meer ‘onderhuidse’ kennis over hem. Zo benadrukten veel commentatoren dat we hier naar een ‘inclusieve Jezus’ keken, een Jezus die plek had voor iedereen en liefde voor de hele wereld, ook voor LHBT’s. Niet gehinderd door veel kennis konden de Zweden zo een nieuwe Jezus vormgeven die goed aansloot bij steeds belangrijker wordende liberale emancipatie-idealen.
Ecce homo roept bij mij ten slotte nog een andere vraag op over religieuze ongeletterdheid en manieren waarop we dat zouden kunnen of moeten regengaan. De expositie vertrekt vanuit een specifiek perspectief, namelijk dat van Lutherse LHBT’s. Dit perspectief is vooral in religieuze kring zélf vaak onderbelicht geweest. Het is maar zeer de vraag, vind ik, of zo’n minderheidsperspectief wordt opgenomen in het curriculum van een vak als ‘religiekunde’. Met andere woorden: heeft het zin om meer over religie te leren als de ‘lesstof’ vooral meerderheidsstandpunten weergeeft? Wanneer religiewetenschappers zich inzetten voor meer kennis over religie dan zou één van de vervolgvragen wat mij betreft altijd moeten zijn: wiens religie?
Mariecke van den Berg
Deze blog is een bewerking van de lezing “Who do you say I am?” The production of religion in controversies over Elisabeth Ohlson’s Ecce Homo, gehouden op 22 januari 2020 tijdens een seminar van het Finse ‘Argumenta-netwerk’, Universiteit van Lapland, Rovaniemi.