Utrecht Religie Forum

Blogs en video's

Van Bijbelkennis naar verlicht vermaak

Jeugdboeken, dat wil zeggen: boeken die bestemd zijn voor kinderen en jongeren, en die zij voor hun plezier zelf lezen, verschijnen pas tegen het eind van de achttiende eeuw. In de tijd daarvoor bestond hun leesvoer uit school- en lesboeken en uit lectuur die ook voor volwassenen bestemd was, zoals bijvoorbeeld de krant.

Oude schoolboekjes zijn vaak niet bewaard gebleven. Eenmaal versleten en verouderd werden zij weggegooid. Eén schoolvak maakt hierop een uitzondering: de godsdienstles. Voor Nederland kennen we uit de zeventiende en achttiende eeuw lesboekjes voor catechisatie in alle soorten en maten, kort en omvangrijk, in proza, op rijm, met en zonder plaatjes. Ze waren onderdeel van de hoge en van de volkscultuur. Naast kennis van de kerkleer was ook vertrouwdheid met de Bijbel gewenst. Naast de Bijbel zelf, in het Nederlands vertaald, verscheen er een enorm scala aan boeken en prenten over de Bijbel voor een breed publiek. De Bijbel behoorde naast de schrijvers uit de klassieke oudheid tot de literatuur die een beschaafd mens gelezen moest hebben.

In 1765 sprong een ondernemende boekhandelaar in deze markt met een Bybelsche almanach. Deze almanak onderscheidde zich van andere door bijvoegsels die de jeugd ‘nuttige, zedige en vermakelijke’ kennis over de Bijbel bijbracht. Deze Bijbel-almanak verscheen van 1765 tot en met 1794 (zie: https://urf.sites.uu.nl/2018/02/21/spaar-ze-allemaal/). In de loop van die dertig jaar veranderde het bijwerk van aard. Aanvankelijk bevatte dit vooral Bijbelkennis, voor de jeugd aantrekkelijk verpakt in jaarlijkse afleveringen van een prentbijbel, een berijmde Bijbel en een kerkgeschiedenis. Daarnaast kon de trouwe klant stukje voor stukje allerlei naslagwerken over de Bijbel bij elkaar sparen.

Ook deze kennis, over de personen en de plaatsen die in de Bijbel voorkwamen bijvoorbeeld, gold kennelijk als wetenswaardig. Geleerden en belezen volwassenen in het algemeen waren in deze tijd erg geïnteresseerd in oudheidkunde — kennis van de antieke wereld, van oudheden uit het eigen land (zie: https://urf.sites.uu.nl/2019/03/27/verdichte-goden/) en ook van Palestina. Een boek met beschrijvingen van de reizen die verschillende Bijbelse figuren door het Heilige Land gemaakt hadden bleef heel de zeventiende eeuw populair. Dergelijke oudheidkunde druppelde door in schoolboekjes en dus ook in de Bybelsche almanach.

Gaandeweg begonnen de uitgevers van de almanak te experimenteren met minder schools materiaal. Van 1771 tot en met 1774 bevatte hij vier afleveringen van een bijbels raadselboekje. Vanaf 1775 verschenen er, naast de tot het einde toe doorlopende afleveringen van de prent- en rijmbijbel en de Bijbelse naslagwerken, ‘zedelijke vermaningen’ aan de jeugd. Volgens de uitgever waren die razend populair. Ze kregen in 1777 gezelschap van leerzame fabels, afgeleid van de bekende fabels van Aesopus.

De lectuur die de almanak zijn jeugdige lezers bood kreeg gaandeweg een verlicht en nationalistisch tintje. De zedenlessen prezen liefde tot vorst, vaderland en kerk aan. Zij drukten de lezertjes op het hart zorgvuldig hun eigen talenten en karaktereigenschappen te onderzoeken en aan de hand daarvan hun leven zo in te richten dat ze nuttige en eerzame leden van de maatschappij zouden worden.

De verlichte jeugdboeken die in de achttiende eeuw begonnen te verschijnen zijn zonder uitzondering vreselijk moralistisch. In de verschillende bewerkingen van de avonturen van Robinson Crusoë wordt uit elk incident gedurende diens verblijf op zijn ‘onbewoonde’ eiland een morele of nuttige les getrokken. Datzelfde zien we in de ‘zedelijke vertellingen’ in de almanak. Het vrolijke anarchisme dat het werk van Annie M.G. Schmidt kenmerkt is in deze tijd nog ver weg. Evengoed tonen de dertig jaargangen van de almanak een snelle ontwikkeling van vooral informatief materiaal voor jongeren naar iets dat op echte jeugdlectuur begint te lijken. De eerste stijve zedenlesjes uit 1775 maken al snel plaats voor anekdotes en verhalen die nog steeds moralistisch zijn, maar ook spanning en vaart bezitten.

De laatste afleveringen ademen zelfs een welhaast ‘democratische’ geest, waarin de Franse en Bataafse omwentelingen weerspiegeld worden. De almanak van 1793 bevat een vlot geschreven ‘zedelijke vertelling’ waarin een glansrol is weggelegd voor twee edellieden die zonder hun titels en voorrechten als gewone burgers door het leven wensen te gaan. Ze hebben de stad met zijn ijdel vermaak en verderf vaarwel gezegd en stellen hun kennis en middelen in dienst van een huiselijk gezinsleven en van hun medemens op een idyllisch platteland.

De Bybel almanach laat zo in de loop van zijn verschijnen zien hoe het moderne kinderboek zich ontwikkelde uit en naast het schoolse Bijbel- en geschiedenisonderwijs. De Verlichting doet er zijn intrede, maar zonder de Bijbel van de troon te stoten als bron van lering en vermaak.

Slot van een serie van drie.

Joke Spaans, Departement Filosofie en Religiewetenschap, Universiteit Utrecht. Haar specialisme is de geschiedenis van het christendom, met name onder de Nederlandse Republiek.