Blogs en video's
Het coronavirus en de scheiding van kerk en staat
Onderzoeksmasterstudent Tim Bouwhuis heeft in een blogpost de recente ophef beschreven over een kerk in Staphorst waar honderden gelovigen bij elkaar kwamen om een dienst bij te wonen en samen te zingen. In ontkerkelijkt Nederland, waar zeker de helft van de burgers geen religie aanhangt en de overweldigende meerderheid, 80 procent, zelden of nooit een kerk bezoekt, neemt het draagvlak voor uitzonderingsregels voor zulke religieuze groepen dramatisch af.
Gelovigen kunnen zich verweren door te wijzen op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, die terughoudendheid vereist bij het beperken van religieuze uitingen. Hierbij is het woord “terughoudendheid” leidend, want de staat heeft wel degelijk het recht en de macht om de gezondheid van burgers prioriteit te verlenen. Is dat in strijd met de wederzijdse autonomie van kerken ten opzichte van de staat en de staat ten opzichte van kerken?
Een “scheiding van kerk en staat,” zo wordt vaak gedacht, is een kwestie van de kerk uit de staat halen. De scheiding wordt begrepen als een leegte, een afwezigheid van een officiële religie zodat de staat vrij kan functioneren. Maar in ernstige situaties zoals een pandemie komt het feit naar voren dat de scheiding van kerk en staat niet alleen een afwezigheid behelst, maar ook een aanwezigheid van de staatsmacht die tijdelijk de publieke orde, veiligheid en gezondheid van burgers boven de godsdienstvrijheid kan stellen. Een radicale variant van deze positie werd verdedigd door de filosoof Spinoza (1632-1677), die in zijn Tractatus Theologico-Politicus, dat 350 jaar geleden in Amsterdam gepubliceerd werd, betoogde dat de staat het hoogste recht heeft als het gaat om religieuze zaken.
In het Nederland van vandaag lijken echter noch de overheid noch de meeste burgers uit te zijn op dwang. De staatsmacht kan binnen perken worden gehouden door de wederzijdse autonomie van de staat ten opzichte van de kerken en omgekeerd. Deze autonomie is weliswaar relatief, maar hoeft daarmee geen illusie te zijn. Wel blijkt een exact gelijke behandeling van seculiere en religieuze groepen een populair idee onder de sterk geseculariseerde bevolking, als het gaat om de maatregelen tegen COVID-19. Bovendien staan wellicht verouderde grondrechten onder druk, zoals het recht op religieus geïnspireerd onderwijs dat al jaren wordt bekritiseerd door zowel linkse als rechtse politieke partijen.
Het christelijke karakter van de natie is, kortom, substantieel ondermijnd door secularisering en de nieuwe religieuze diversiteit. Dat de Nederlandse vorm van de scheiding van kerk en staat zal veranderen is daarmee onvermijdelijk. Het is te hopen dat dat gepaard gaat met aandacht voor burgers met uiteenlopende godsdiensten en levensovertuigingen, echter zonder de gezondheid van anderen te riskeren.
—
Pooyan Tamimi Arab is universitair docent religiewetenschappen. Op dit moment geeft hij les over de scheiding van kerk en staat, religieuze diversiteit in het publieke domein en (in)tolerantie.
Foto: Kerkgebouw Hervormd Herstelde Gemeente te Staphorst (G. Lanting)