Utrecht Religie Forum

Blogs en video's

Protestantse kaarsenkronen?

Op 11 januari 1645 waren loodgieters bezig onder het hoge dak van de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Per ongeluk bereikten vonken van het vuur dat zij voor hun werk gebruikten de kurkdroge houten dakspanten en, geholpen door een straffe noordoostenwind, verspreidde het vuur zich razendsnel. Binnen enkele uren brandde de kerk volkomen uit. Alleen de loodzware geelkoperen kaarsenkronen werden gered van onder de kap die al in lichterlaaie stond — een huzarenstuk waaruit grote waardering voor die kronen blijkt. Ook elders zien we dat kaarsenkronen object waren van lokale trots. De Zeeuwse schilder Daniël de Blieck (1610-1673) maakte twee schilderijen van het interieur van de Rotterdamse St. Laurens, pendanten, één bij daglicht en één bij avond. De kronen staan daar centraal. Op het ene schilderij zien we de koster en zijn helpers op een hoge trapleer doende de kaarsen te verwisselen, op de ander wordt het centrale deel van de kerk verlicht door één enkele kaarsenkroon.

Protestants

Mijn collega Pooyan Tamimi Arab pleegt te spreken over ‘protestantse kaarsenkronen’. In eerste instantie heb ik daartegen geprotesteerd. Welnee, hoezo protestants? Die kronen hingen in de vroegmoderne tijd overal: in stadhuizen, in paleizen en in katholieke schuilkerken, evengoed als in de kerkgebouwen waarin de gereformeerde gemeenten hun diensten hielden en die stedelijk eigendom waren. Ze hingen (en hangen) zelfs in de grote Portugese synagoge in Amsterdam, met aan de arm het dichtst bij de kast met de Thora-rollen een speciaal houdertje voor een eeuwig brandend licht. De Republiek schonk koperen kaarsenkronen aan de Turkse sultan, bestemd voor de Blauwe Moskee in Istanboel, aan de shogun van Japan en aan de grootmogol van Lahore, geen van allen grote liefhebbers van het christendom. In Japan was elke vorm van christelijke religie streng verboden, maar de kaarsenkroon kwam er in een aanzienlijke tempel te hangen. In India werd het geschenk niet op prijs gesteld, maar dat was omdat men koper daar als vulgair beschouwde, niet omdat de kroon protestants zou zijn.

Toch heeft mijn collega een punt. Het type kroon dat nu nog in oude gebouwen te zien is werd in de zeventiende eeuw in grote aantallen geproduceerd voor de kerkgebouwen waarin de gereformeerden hun erediensten hielden. Ook voor de Reformatie hadden er kronen in kerken gehangen, vaak geproduceerd in de Zuidelijke Nederlanden, in Dinant en Mechelen. Die ‘Vlaamse’ kronen waren vaak versierd met bladornamenten en beeltenissen van Maria of de heiligen. Van die middeleeuwse kronen zijn er in Nederland niet veel over. Tijdens de Opstand werd metaal uit de kerken gehaald om versmolten te worden tot wapentuig. Waar het oorlogsgeweld verstomde werden de kerken opnieuw ingericht. Kerkbesturen wedijverden in de aanschaf van grote aantallen nieuwe, grote en kleinere kronen — omdat de mensen in de hele kerk hun kerkboeken moesten kunnen lezen, maar ook omdat ze letterlijk luister bijzetten aan de diensten. De Republiek had gunstige handelsverdragen met Zweden, waar het koper vandaan kwam, en het metaal was hier dus ook ruim voorhanden.

Vormgeving

De ‘Hollandse’ kronen waren, ondanks hun barokke welvingen, strak van vormgeving. Ze werden gegoten uit messing, een gespecialiseerde tak van nijverheid met productiecentra in een paar grote steden. De vormen die de ‘geelgieters’ daarvoor gebruikten waren duur in de aanschaf, maar gingen generaties lang mee. De productie raakte daardoor vergaand gestandaardiseerd. De karakteristieke bollen die er met hun gewicht voor zorgden dat het gevaarte rechtop hing, de elementen van de ‘stam’ en de armen werden allemaal los gegoten en konden als een bouwpakket in elkaar gezet worden tot kronen van één, twee of drie verdiepingen, en met het gewenste aantal armen. De glad afgewerkte onderdelen konden gemakkelijk gepolijst worden, zodat ze het kaarslicht naar alle kanten reflecteerden.

Door die plotselinge grote vraag voor de protestantse kerken en het veelvuldig gebruik van telkens dezelfde gietvormen, waarmee gespecialiseerde ambachtslieden in een beperkt aantal centra aan die vraag ook snel konden voldoen, ontstond de karakteristieke ‘Hollandse’ kaarsenkroon. De armaturen zijn door hun algemeenheid zo gewoon dat je ze haast niet meer opmerkt. Er is ook verrassend weinig over geschreven. In de negentiende eeuw werden kaarsenkronen massaal afgedankt om plaats te maken voor goedkopere verlichting, op olie, later stadsgas en nog weer later elektriciteit. Ook de Utrechtse Domkerk heeft haar kronen verkocht. Wat daar nu hangt zijn kronen uit de Catharinakerk die een tijdlang de bestuurskamer van een verzekeringsbank in Londen hebben gesierd en, toen ze ook daar uit de mode raakten, aan Utrecht zijn geschonken. De kronen passen kennelijk zowel bij God, goden, als het grote geld en ik zou ze dus zelf nog steeds niet protestants willen noemen. Maar de invoering van het protestantisme als de publieke religie van de Republiek heeft wel degelijk hun vorm bepaald.

Joke Spaans, Departement Filosofie en Religiewetenschap, Universiteit Utrecht. Haar specialisme is de geschiedenis van het christendom, met name onder de Nederlandse Republiek.

Afbeelding: Emanuel de Witte, Fictief protestants kerkinterieur met een reeks van kaarsenkronen (ca. 1660-1680). Rijksmuseum Amsterdam, sign. SK-C-270.