Blogs en video's
Talen leren om religies te bestuderen?
De heilige boeken van diverse religies – de Koran, de Bijbel, de Veda’s – kun je makkelijk online lezen in het Nederlands of het Engels. Maar wat je dan leest is een vertaling. De Veda’s zijn in het Sankriet geschreven, de Koran in het Arabisch en de Bijbel deels in het Hebreeuws (Oude Testament) en deels in het Grieks (Nieuwe Testament). De Nederlandse of Engelse vertalingen daarvan geven aan hoe de vertaler de betekenis van die teksten heeft opgevat. Vergelijk je meerdere vertalingen met elkaar dan stuit je al snel op interpretatieverschillen.
Hanif muslim
Zo kun je van de koranpassage 3: 67 de volgende twee vertalingen tegenkomen:
- Abraham was neither a Jew nor a Christian. He was upright and devoted to God.
- Abraham was neither a Jew nor a Christian; rather, he was a Muslim who turned away from all that is false.
Het verschil tussen deze vertalingen zit in de stelling van de tweede vertaler dat Abraham een moslim was, iets wat vertaler 1 niet claimt. De boodschap van de eerste vertaling is dat joden en christenen geen van beide een exclusief recht hebben om Abraham hun stamvader te noemen, maar dat hij een voorbeeld kan zijn voor gelovigen van diverse religies. De tweede vertaling maakt van Abraham een aanhanger van de islam en bevat de suggestie dan jodendom en christendom valse religies zijn.
Het zou simplistisch zijn om één van beide vertalingen als correct en de ander als fout te bestempelen. Beide interpreteren de Arabische woordcombinatie hanif muslim. Daarin betekent het woord muslim oorspronkelijk ‘iemand die zich (aan God) overgeeft’, maar dit woord heeft ook de betekenis ‘aanhanger van de islamitische religie’ gekregen. De vertaler heeft dus de keus en die heeft vaak alles te maken met zijn/haar meer algemene religieuze opvattingen; in dit geval de opvattingen over religies die bestonden vóór de komst van de profeet Mohammed.
Vertalen is dus keuzes maken, interpreteren. Als je dus de heilige boeken van wereldreligies alleen in vertaling kunt lezen, ben je altijd afhankelijk van de keuzes en interpretaties van anderen. Je kunt hooguit meerdere vertalingen vergelijken, maar je kunt niet goed beoordelen welke keuzes de vertaler precies heeft gemaakt en op basis van welke standpunten. Zelfstandige lezing en interpretatie is dan onmogelijk, laat staan wetenschappelijke studie.
Talen voor teksten
Toen ik in de jaren 1970 (christelijke) theologie studeerde was kennis van de ‘brontalen’ een must: Hebreeuws om het Oude Testament te kunnen lezen en Grieks voor het Nieuwe Testament. En toen ik me later in mijn studie in de islam ging specialiseren vond ik het vanzelfsprekend dat ik het Arabisch erbij moest leren om de Koran te kunnen lezen. Het Hebreeuws en Grieks dat ik leerde was helemaal gericht op die heilige teksten: ik leerde niet het Hebreeuws dat vandaag in Israël wordt gesproken, maar ‘Bijbels Hebreeuws’. Ik leerde niet de taal van het hedendaagse Griekenland, maar ‘Nieuwtestamentisch Grieks’. En toen ik later Arabisch als bijvak volgde, was dat klassiek Arabisch, een taal die mijlenver afstond van bijvoorbeeld het Marokkaanse of Egyptische Arabisch dat vandaag voor vele Arabieren de moedertaal is. Bovendien leerde ik deze talen niet spreken of luisteren, maar alleen lezen.
Het leren van die talen kostte zeeën van tijd – en voor sommigen van mijn medestudenten waren de taaleisen echte struikelblokken. Maar bij het bestuderen van de religieuze bronteksten gingen dankzij die talenkennis wel werelden open die anders gesloten zouden zijn gebleven.
Vandaag is kennis van de ‘brontalen’ bij de universitaire studie van religies minder vanzelfsprekend. In deze opleiding komen vele religies aan bod en het is sowieso onmogelijk om van al die religies de brontalen te leren. Ook is een driejarige bacheloropleiding eigenlijk te kort om je meerdere vreemde talen eigen te maken – het zou ten koste kunnen gaan van andere kennis en vaardigheden die je geacht wordt te verwerven.
Meer dan tekst alleen
Een aanvullende reden om bij religiewetenschappen minder zwaar te tillen aan die taaleisen is de gedachte dat de aandacht voor heilige teksten niet moet worden overdreven. Religie is immers veel méér dan Veda’s, Bijbel of Koran. Religie heeft alles te maken met hoe mensen geloven, voelen en leven. Om religie te begrijpen moet je dus niet in je studeerkamer een heilig boek uitpluizen, maar gelovigen interviewen en hun religieuze rituelen bijwonen, zo is het idee.
Toch blijft de kennis van de brontalen een enorme meerwaarde hebben. Het gaat dan niet alleen om de de studie van eeuwenoude heilige boeken zelf. Het gaat óók om inzicht in de manier waarop gelovigen vandaag die eeuwenoude boeken begrijpen en herinterpreteren. Hoe ze bijvoorbeeld als moslim hun positie tegenover joden en christenen bepalen en hun keuzes daarin rechtvaardigen door naar de Koran te verwijzen.
Zeker voor de islam geldt dat de Koran tot op de dag van vandaag een centrale rol inneemt in het leven van de gelovigen. Kennis van de taal waarin de Koran is geschreven, blijft daarom een sleutel tot het begrijpen van hedendaagse discussies over deze godsdienst. Maar ook bij een specialisatie in een andere religie loont het vaak de moeite om een ‘brontaal’ te leren.
Nico Landman, universitair hoofddocent Islam en Arabisch, Universiteit Utrecht