Utrecht Religie Forum

Blogs en video's

ChatGPT, digitale Jezus, en robotmonniken

De afgelopen weken stonden in de academische wereld in het teken van een bij momenten hysterische paniek over de introductie van een nieuwe kunstmatige intelligentie dienst, “ChatGPT”, die in staat is op basis van een door de gebruiker scherp geformuleerde vraagstelling indrukwekkende teksten te produceren. Hoewel de maatschappelijke implicaties nog onduidelijk zijn, is het wel duidelijk dat de introductie ervan veel stof doet opwaaien.

Ontwikkelingen binnen de kunstmatige intelligentie zijn niet nieuw, en ook de implicaties voor de studie van religie bieden veel aanknopingspunten voor reflectie. In 2018 bezocht ik meerdere malen de Drakenbrontempel in een buitengebied van Beijing in de Volksrepubliek China, waar een groep van ‘high tech’ monniken al jaren bezig was met de ontwikkeling van een boeddhistische chatbot. Via de razend populaire instant message dienst “WeChat” is het nu mogelijk een digitale vriendschap aan te gaan met de robotmonnik “Xian’er”. Deze “monnik” is ook de protagonist in een reeks cartoons, internetfilmpjes en boeken. Daarnaast heeft het klooster ook een prototype van een fysieke robot ontwikkeld. Op de WeChat dienst kunnen lekenboeddhisten uit China in hun vrije tijd vragen stellen aan de boeddhistische monnik, waarop Xian’er dan spirituele wijsheden produceert voor elke levenssituatie (“mijn partner is zo nukkig, hoe moet ik hem vrolijk maken?”).

 

Klassieke algoritmes

Onderliggend aan de ChatGPT dienst van OpenAI is het programma GPT-3, wat staat voor “Generative Pre-trained Transformer” (het cijfer 3 verwijst naar de derde versie), en wat een gigantische database aan tekstdata combineert met een krachtig autoregressief taalalgoritme en daarmee in staat is om tekst te generen op basis van een vraagstelling van de gebruiker. Religiesocioloog Randy Reed heeft recent op basis van het algoritme van GPT-3 een database met antieke teksten ingevoerd waarin Jezus aan het woord is, om op die manier een “digitale Jezus” te creëren. Reed experimenteert in zijn onderzoek met conversaties met “Digital Jesus”, waarbij het vragen stelt zoals digitale Jezus’ opvattingen over abortus en euthanasie.

Momenteel zitten ontwikkelingen zoals een “digitale Jezus” of een “digitale Boeddha” eerder in een experimentele fase, waarin het zich voornamelijk presenteert als een gimmick. Toch stelt de toepassing van digitale algoritmen en deep learning technologie, zoals GPT-3, ons voor vragen over de aard van “spirituele wijsheden” en de rol van autoriteit daarin. De Vier Nobele Waarheden in het boeddhisme bieden ons een antieke beschrijving van een algoritme: er is een probleem (de eerste nobele waarheid, er is lijden), er is een oorzaak van het probleem (de tweede nobele waarheid, het verlangen is de oorzaak van het lijden), er is een oplossing (de derde nobele waarheid, het wegnemen van de oorzaak van het lijden), de beschrijving van de oplossing (de vierde nobele waarheid, het achtvoudige pad). Ook de Jezuïet Ignatius van Loyola (1491-1556) biedt met zijn “spirituele oefeningen” een algoritme om tot een scherp onderscheidingsvermogen en handelingsstrategieën te komen om goede van slechte geesten te onderscheiden. Algoritmische spiritualiteit is dus niets nieuws.

 

Schimmige bronnen

Maar deze nieuwe post-humane religie heeft vooral implicaties op onze opvatting van spirituele autoriteit. Welke “data” liggen aan de basis van de geproduceerde teksten door digitale Jezus, Xian’er en ChatGPT? Welke keuzes zijn gemaakt bij het maken van de deep learning algoritmes? Het probleem ligt hem dan ook niet noodzakelijk in de potentie om kwalitatief hoogwaardige antwoorden te generen, zowel op spirituele als op academische problemen, maar vooral in de vraag vanuit welk gezag deze digitale entiteiten spreken. Ons ‘pantheon’ heeft daarmee met deze digitale religieuze gesprekspartners en goeroes een aantal nieuwe goden erbij gekregen, waarvan de vraag vanuit welke positie deze algoritmen spreken onduidelijk is geworden. Waar Wikipedia ons al wees op het probleem van de “auteur”, wordt nu zelfs de bron van de kennis ofwel niet te traceren, dan wel schimmig.

Uiteindelijk zou je zelfs kunnen uitkomen bij de vraag of het mogelijk is om een theologisch of spiritueel superieure kunstmatige intelligentie te ontwikkelen, zoals sommige onderzoekers doen. Zo’n Artificial General Spiritual Intelligence zou in theorie verder kunnen gaan waar religieuze denkers als Boeddha en Jezus zijn opgehouden. Dit veronderstelt natuurlijk een theologisch wereldbeeld waarin bovendien het idee van religieuze vooruitgang zin heeft. Religiewetenschappers moeten misschien niet zo ver willen gaan, maar kunnen wel vaststellen dat zowel de cognitieve aspecten als de praktijken van religie steeds meer verweven kunnen raken met dergelijke technologische ontwikkelingen.

Daan F. Oostveen