Utrecht Religie Forum

Blogs en video's

Wat at Eva?

Beste lezer, de titel is een vraag aan jou, beantwoord die aub intuïtief voor jezelf voordat je verder leest: wat at Eva in de tuin? (antwoord: ….)

Met ‘Eva’ doel ik natuurlijk op de vrouw die uit de ‘zijde’ (rib) van de ‘mens’ (Hebreeuws: adam) is geschapen (Gen. 2:21-22), en door die nu tot man (Hebreeuws: iesh, Gen. 2:23) geworden mens als ‘mannin’ (iesha) wordt benoemd. Vanaf Genesis 2:20 krijgt ze van de verteller de naam Eva, dat zoiets als “levenbrengster” betekent,  “omdat zij de moeder van alle levenden is geworden”. Beiden, dat wil zeggen, Adam (laten we hem maar zo noemen hier) en Eva worden nu in een tuin geplaats door God, waar ze van alle bomen mogen eten (Gen. 2:16), behalve van de “boom van kennis van goed en kwaad”. En nu gebeurt wat je als lezer al mag verwachten: alle nadruk komt te liggen op wat niet mag, niet op wat wel mag. Die opening gebruikt de slang, “de slimste van alle dieren op het veld” (Gen. 3:1) in de dialoog met Eva: “God heeft zeker wel gezegd: gij zult niet eten van enige boom in de tuin?” In haar antwoord is Eva nu gedwongen het uitzonderlijke van deze boom en haar vrucht onder woorden te brengen, die nu ook een verschijnt als “goed om van te eten en een lust voor het oog”, ja, dat de boom “begeerlijk was om daardoor verstandig te worden” (Gen. 3:6). Ze neemt en eet, en geeft ook aan de man, die blijkbaar zonder veel woorden, deelt in de handeling. Daarmee is de overtreding van de eerste mens een feit, en de straf laat niet lang op zich wachten: verdrijving uit de tuin (gan), vertaald in het Grieks als paradaisos, een Perzisch leenwoord dat wij kennen als “paradijs”, want “nu is de mens geworden als een van ons, kennende goed en kwaad.” (Gen. 3:22).

Vijg

Juist, dus welke vrucht at de mens nu? Ongetwijfeld hebben velen van jullie spontaan “appel” geantwoord. Frappant is dat de Hebreeuwse brontekst, als ook de Griekse vertaling, rept van “vrucht van de boom” (peri ha-etz) zonder die nader te kwalificeren.  Vroeg-joodse Bijbeluitleggers kwamen dan ook aanzetten met opties die de samenhang tussen die vrucht en de staat van de mens in andere Bijbelverhalen of de context van de verteller wilde belichten. Zo noemt men tarwe, ietwat verrassend omdat het geen boomvrucht is, maar begrijpelijk in het licht van de menselijke cultuurgeschiedenis: met de komst van stedelijke landbouwsamenlevingen vermeerdert sociaal onrecht en politiek geweld! De druif biedt al een vertrouwder associatie: overmatig wijngebruik leidt immers tot het overtreden van morele en sociale grenzen, door het wegvallen van remmingen, denk aan Noach de wijnbouwer (Gen. 9:20-21), of aan het droeve lot van lot en zijn dochters (Gen. 19:33)! Een etrog, een luxere citrusvrucht, associeert de vrucht met het Loofhuttenfeest. De vijg en de granaatappel bieden weer associaties met menselijke zinnelijkheid en erotiek. De vijg is natuurlijk de vrucht die de man en de vrouw gebruiken om schorten te maken die hun schaamte bedekken (Gen. 3:7). De vijg verschijnt bij de Profeten dan weer als metafoor voor vrede (Micha 4:4). In het Hooglied, een poëtisch liefdesepos dat als antwoord kan worden gelezen op de vervreemding tussen man en vrouw, verbeeldt de granaatappel het mooie lichaam van de Sulamitische als ook de paradijselijke omgeving om de liefde te bedrijven (Hooglied 4:13, 7:12).

Malum en pomus
Maar waar komt dan die appel vandaan? Welnu, de oude theorie luidt dat we die te danken hebben aan een vernuftig taalspel van de Kerkvader en Bijbelgeleerde Hiëronymus (347-420 n. Chr). Zijn Latijnse vertaling, bekend als de Vulgaat, was tot de vroege moderniteit de standaardbijbel in het westerse christendom. Hij vertaalt Hooglied 8:5 met malum, dat zowel “kwaad” kan betekenen als “appel”. En toegepast op Genesis: Eva nam met de appel als het ware de kennis van kwaad in zich op. Briljant, want net als de rabbijnen zocht deze geleerde naar een samenhangende betekenis in de Bijbel en in de doeltaal. Hier vanuit ontstaat een negatieve visie op menselijke seksualiteit, bij Augustinus het doorgeefluik van het menselijke tekort (‘erfzonde’).

Echter, deze verklaring blijkt nu niet sluitend te zijn. In een recent boek laat de kenner van rabbijnse (!) literatuur Azzan Israel Yadin zien dat westerse theologen, Bijbeluitleggers en christelijke kunst (bijvoorbeeld de basiliek van Vezelay) de bij de rabbijnen vermelde duidingen brengen, met name vijg, granaatappel, en druif. De vermelding malum komt niet voor, men spreekt algemeen van fructus of cibus. Pas vanaf de twaalfde eeuw kantelt het beeld en verschijnt de appel in het vizier. Echter, in Spaanse en Italiaanse contexten is dit pas het geval vanaf de zestiende eeuw. Bedenk hierbij dat de appel in de Griekse mythologie bekend was: de Hesperiden bewaakten levensappels in hun tuinen, die onsterfelijkheid bieden. En bij Homerus wordt Paris gevraagd een gouden appel uit te reiken aan een van de drie godinnen, met alle rampzalige gevolgen van dien voor de stad Troje. Waarom dan zo laat? De beste verklaring schuilt volgens Yadin in de ontwikkeling van landstalen. Het Latijnse pomum, een woord voor boomvrucht (pomologie is de wetenschap van fruitbomen), gaat vanaf de twaalfde eeuw de engere betekenis van “appel” krijgen, “pomme” (denk ook aan pomme de terre, aard-appel). Bij het Engelse Appil/Apple en het Duitse Epfel/Apfel blijkt die linguïstische vernauwing traceerbaar vanaf de veertiende eeuw. Echter, het Italiaans en het Spaans delen niet in deze verschuiving, hier blijft de vijg lang populair. Het is pas met de export van westerse kunst en met de komst van het gedrukte boek (Bijbelcommentaren e.d.) in de vijftiende eeuw dat de appel ook hier de standaardverklaring gaat vormen. En zo eet Eva sindsdien een appel, en kampen wij nog steeds met de gevolgen daarvan.

Eric Ottenheijm

Yadin-Israel, Azzan. Temptation transformed: the story of how the forbidden fruit became an apple. University of Chicago Press, 2023. (Afbeelding)

PS: er is een Youtube filmpje waarin de auteur alles zelf en veel beter uitlegt:

https://youtu.be/HolMz18yW8A (acc. 2024, April 17)