Blogs en video's
Woody Allen: Religieus getob van een agnostische artiest
Op 1 december van dit jaar wordt een van de beroemdste en meest gedecoreerde filmmakers van onze tijd, Woody Allen, 90 jaar. Naast schrijver van toneelstukken en korte verhalen is Allen vooral bekend van zijn komische en dramatische films, waarvan hij er sinds de jaren 60 bijna elk jaar wel eentje aflevert. In deze films, die hij niet alleen bijna altijd regisseert, maar ook van een scenario voorziet, acteerde hij zelf ook jarenlang. Veel kijkers hebben ten onrechte de conclusie getrokken dat de vaak nogal stuntelige en zwakke, maar wel heel komische man die hij speelt op het scherm eigenlijk Allen zelf is. Daar staat tegenover dat Allen wel thema’s in zijn films behandelt op een manier die sterk overeenkomt met hoe hij daar zelf over denkt. Een belangrijk voorbeeld daarvan is religie.
Joods
Allen groeide op in een joods gezin in Brooklyn, New York, en het is vanuit die context dat hij vaak naar religie kijkt. Zo speelt Allen in een van zijn eerste films, Take the Money and Run (1969), de mislukkeling Virgil Starkwell, die door een geflopte bankoverval in de gevangenis terechtkomt. Om kans te maken op vervroegde vrijlating doet hij mee aan een medisch experiment. Dit gaat goed, maar het heeft wel als bijwerking dat Allens personage enkele uren in een rabbijn verandert.
Ook in zijn korte verhalen kijkt Allen humoristisch naar het jodendom. Zo persifleert hij de bijbelteksten uit de Dode Zeerollen die in de jaren 40 en 50 van de twintigste eeuw gevonden zijn in zijn korte verhaal “The Scrolls”. Hierin geeft hij een heel eigen versie van bekende bijbelverhalen en bedenkt hij ook eigen spreuken, zoals: “Whosoever shall not fall by the sword or by famine, shall fall by pestilence, so why bother shaving?”
Dit laatste is typisch voor Allen, die vaak op een serieuze manier over een onderwerp spreekt, om het vervolgens heel sterk te relativeren, wat een komisch effect oplevert. Een ander voorbeeld hiervan is zijn persiflage op de beroemde chassidische vertellingen, een collectie joodse verhalen uit Oost-Europa die verzameld zijn door de joodse filosoof Martin Buber (1878-1965). In zijn korte verhaal “Hassidic Tales, with a
Guide to Their Interpretation by the Noted Scholar” vertelt Allen bijvoorbeeld over hoe een rabbijn omging met het joodse verbod op het eten van varkensvlees, om er vervolgens aan toe te voegen dat dit verbod er volgens sommigen vooral op gericht was bepaalde restaurants te mijden.
Agnosticus
Buiten het feit dat Allens joodse achtergrond vaak een rol speelt in zijn kijk op religie, komt ook zijn eigen standpunt over religie vaak terug in zijn werk. Van Allen is bekend dat hij agnosticus is en als zodanig het bestaan van God betwijfelt, maar niet ontkent. Zo stelde hij eens dat hij als agnosticus vanuit Gods perspectief geen vijand is, maar slechts “the loyal opposition”. In de jaren 60 grapte hij als stand-up comedian bovendien dat hij gescheiden was van zijn vrouw vanwege een groot religieus conflict: zij was atheïste en hij was agnosticus en ze konden het niet eens worden over welke religie ze in de opvoeding van hun kinderen niet wilden negeren.
In zijn film Love and Death (1975), die precies over die twee thema’s gaat, trekt Allens personage Boris Grushenko tegenover zijn geliefde, Sonja, het bestaan van God in twijfel. Het gesprek dat daarop volgt is een filosofische discussie over God, geloof en moraliteit:
Sonja: “Boris, let me show you how absurd your position is. All right, let’s say there is no god and each man is free to do exactly as he chooses. Well, what prevents you from murdering somebody?”
Boris: “Well, murder’s immoral.”
Sonja: “Morality is subjective.”
Boris: “Yes, but subjectivity is objective.”
Sonja: “Not in any rational scheme of perception.”
Boris: “Perception is irrational and implies immanence.”
Sonja: “But judgement of any system or a priori relation of phenomena exists in any rational or metaphysical or at least epistemological contradiction to an abstract and empirical concept such as being, or to be or to occur in the thing itself or of the thing itself.”
Als reactie op dit relaas antwoordt Boris slechts: “Yes, I’ve said that many times.”
Tobben
Wat diverse personages in Allens werk ook kenmerkt is het feit dat ze tobben over levensvragen en religieuze kwesties. Dit komt goed tot uiting in de komische dramafilm Hannah and her Sisters (1986). In deze film tobt Allens personage, Mickey Sachs, heel wat af en gaat hij op zoek naar God. Als hij zich zonder veel enthousiasme bekeert tot het Rooms Katholicisme, zijn zijn (joodse) ouders erg overstuur. Hun kritiek pareert hij door hen zijn eigen twijfels over het bestaan van God voor de voeten te werpen. Zo vraagt hij aan hen hoe het idee van God te rijmen valt met het bestaan van nazi’s, waarop zijn vader vertwijfeld uitroept dat hij niet eens weet hoe de blikopener werkt.
Een mistroostiger voorbeeld van dit religieus getob is te vinden in Allens komische dramafilm Crimes and Misdemeanours (1989). In deze film vergaat het de goede mensen slecht en de slechte mensen juist goed. Het huwelijk van Allens karakter – Cliff Stern, een hardwerkende en integere filmmaker – loopt op de klippen, hij verliest de vrouw op wie hij verliefd is en zijn nieuwe filmproject – een documentaire over de hoopvolle boodschap van een holocaustoverlevende – kan hij in de prullenbak gooien als de hoofdpersoon plots zelfmoord pleegt. Zijn arrogante zwager, een regisseur van oppervlakkige komische films, is daarentegen heel succesvol en gaat er met Cliffs geliefde vandoor. Tegelijkertijd wordt een zachtaardige rabbijn in de film langzaamaan blind, terwijl diens oogarts een buitenechtelijke affaire heeft, zijn maitresse vervolgens laat vermoorden en daar niet alleen mee wegkomt, maar er – ondanks aanvankelijke herinneringen aan zijn joodse opvoeding – uiteindelijk ook geen morele wroeging aan overhoudt.
Boodschap
In dit alles is het moeilijk een overkoepelende boodschap te ontwaren, die er waarschijnlijk ook niet is. Toch lijkt Mickey Sachs, Allens personage uit Hannah and her Sisters, wellicht het dichtste bij te komen als hij uiteindelijk van zijn religieus getob verlost raakt door in de bioscoop nog net het einde van de beroemde komische film Duck Soup van de Marx Brothers te bekijken. Mickey trekt hieruit de conclusie dat het leven eigenlijk zo slecht nog niet is.
Allen zelf, die sinds de jaren 90 weer getrouwd is, niet meer in therapie zit en in zijn films sindsdien ook veel minder aandacht besteedt aan het soort levensvragen die zijn eerdere werk kenmerkten, lijkt hetzelfde te denken. Hoewel, nu hij dit jaar 90 wordt en binnen afzienbare tijd het tijdige met het eeuwige zal verwisselen, gaat hij wellicht toch weer meer over religie en het hiernamaals nadenken. Eén uitspraak van Allen die precies hierover gaat vat zijn religieuze getob als agnostische artiest misschien wel het beste samen: “I don’t believe in the afterlife, although I’m bringing a change of underwear.”
Joas Wagemakers is universitair hoofddocent Islam & Arabisch aan het departement Filosofie en Religiewetenschappen van de Universiteit Utrecht. Foto: beeld uit Take the Money and Run (1969).