Blogs en video's
Een Utrechtse oriëntalistische schilder van de 19e eeuw: Willem de Famars Testas en de kleuren van de islamitische wereld
In het Teylers Museum in Haarlem, het oudste museum van Nederland, kun je nog tot 9 februari 2025 een fabuleuze tentoonstelling bezoeken: “Yalla yalla! Zie je in Egypte” (https://teylersmuseum.nl). In deze tentoonstelling staat de Utrechtse schilder Willem de Famars Testas (1834–96) centraal. Hij reisde twee keer naar Egypte en maakte daar schetsen. Op basis daarvan werd hij de enige echte Nederlandse oriëntalistische schilder van de 19e eeuw.
Kleur
Testas bracht kleur naar Nederland. Dat hij dit deed, viel niet iedereen in de smaak. De recensies waren gemengd toen Testas in 1884, in Amsterdam bij Arti, voor het eerst het zonovergoten De put en oude sycomoreboom op de plaats Ezbekiyeh te Caïro tentoonstelde (zie afbeelding). Zoals een criticus van het Nieuws van de dag somber klaagde: “Dat felle blauwe groen doet ons eenigszins pijnlijk aan.”
Er liep een sterke stroom van fobie voor kleur, oftewel chromofobie, door de 19e- en vroege 20e-eeuwse bourgeois-maatschappij. Kleur werd belachelijk gemaakt, geëlimineerd en genegeerd in zijn complexiteit. Polychromie werd afgedaan als iets dat hoorde bij ‘andere’ lichamen en culturen. Meestal was dat het vrouwelijke, het oosterse, het primitieve, het kinderlijke, het vulgaire, het vreemde of het pathologische. Zoals Johann Wolfgang von Goethe aan het begin van de 19e eeuw schreef: “Barbaren, onbeschaafde volkeren en kinderen hebben een voorliefde voor het kleurrijke. Beschaafde mensen hebben een afkeer van kleuren.”
Toch werkten Europese kunstenaars—je hoeft maar aan de impressionisten te denken—de bourgeoise chromofobie regelmatig tegen. Ze waren net als Testas op zoek naar een ontsnapping uit hun zogenaamd kleurloze omgeving. Zo ontwikkelden August Macke, Paul Klee en Louis Moilliet, geïnspireerd door hun reis naar Tunis in 1914, een innovatieve visuele esthetiek waarin kleur centraal stond.
Chromofobe gevoelens
En toch blijven chromofobe gevoelens diepgeworteld in Europese en Noord-Amerikaanse ‘beleefde’ kringen, tot op vandaag de dag. In de herfst van 2022 toonde het Metropolitan Museum of Art in New York een tentoonstelling met de titel Chroma: Ancient Sculpture in Color, die aantoonde dat de witte marmeren beelden van de Grieken en Romeinen helemaal niet wit waren, maar polychroom. Te midden van originele Griekse en Romeinse werken stonden felgekleurde replica’s van meesterwerken uit de Archaïsche, Klassieke en Hellenistische periodes. Terwijl ik op een regenachtige, grijze septembermiddag door de tentoonstelling liep, me aangenaam vervreemd voelend, besefte ik ineens hoe in Westerse samenlevingen kleur, of in elk geval te veel kleur, nog steeds een stigma draagt.
Kijk hoe we ons kleden in formele of formele contexten, hoe ongemakkelijk vooral mannen zich voelen bij kleur. Moderne Westerse mannen, schrijft antropoloog Michael Taussig, “lopen op eieren rond de kleurgevaarzone”. Kleuren worden hen alleen in spatten toegestaan, als een soort “vergunde overtreding”: een felgekleurde das hier, maar niet te opzichtig, een Hawaihemd daar, maar alleen in het weekend of op vakantie. Strikte grenzen blijven van kracht: “Een felgekleurde das is oké als de man een grijs of donker pak draagt, maar als het andersom is, kijk uit!”
Chromofilie
Chromofobie en chromofilie zijn de twee kanten van onze merkwaardige bipolaire relatie met kleur. Testas biedt een perfect voorbeeld. Op 14 januari 1868, nadat hij voet aan wal had gezet in Alexandrië, schreef hij in zijn dagboek: “Net als alle Europese reizigers die in Egypte aankomen, voelden wij hetzelfde plezier bij het bekijken van deze nieuwe wereld, die zich aan ons presenteerde in zo’n gevarieerde kleuren en met zo’n pittoreske vormen.” Twee dagen later, in Caïro, beschreef hij Egypte als “een wereld… die sterk contrasteert met ons koude, bleke en lelijke bestaan in Europa.”
Het heeft weinig zin om Testas of wie dan ook de schuld te geven voor het uiten van bewondering voor de kleuren van de materiële culturen en landschappen van Noord-Afrika en het oostelijke Middellandse Zeegebied. Het licht daar, en daarmee de waarneming van kleuren, is anders. Maar is het mogelijk, vraag ik me af, dat we de polychromie en chromofilie van deze delen van de wereld overschatten, omdat we zo vastzitten in onze eigen chromofobie? In hoeverre is ons idee van een lichtgevende Oriënt vol kleuren verankerd in de werkelijkheid, en in hoeverre is het een cliché? Door de kleuren van de Oriënt te vieren en dit te contrasteren met ons eigen, bleke Europese bestaan, zoals Testas, Klee en vele anderen deden, voegen we dan niet gewoon een nieuwe iteratie toe aan de lange lijst van simplistische tegenstellingen met een koloniale afkomst die ons blijven achtervolgen: Westers vs. Oosters, rationeel vs. irrationeel, seculier vs. religieus, traditioneel vs. progressief, beschaafd vs. onbeschaafd?
Christian Lange is hoogleraar Arabisch en islam, Universiteit Utrecht. Zijn meest recente boekpublicatie (als mede-redacteur) is Islamic Sensory History, Vol. 2: 600-1500. Zie: https://brill.com/display/title/62333